Het bos en de zee
Ik ben de man van hout en water,
geen denker, geen prater. Maar gewoon,
van het bos en de zee.
Dat is ook genoeg want de zee
is water, het bos lucht en aarde
en, later, ook vuur.
Ik hou van het bos, de zee is een vriend.
De zee is wat was en wat nog zal zijn.
Het bos is dichtbij en altijd nu.
De zee is misschien en je kunt er nooit komen.
De bomen begrijp ik, de zee dat zijn dromen.
Ik ben van hout en zout,
van vissen en kevers en slakken,
van takken, golven, vogelzang.
Ik ben van het bos en de zee.
Fred Geven
Het magische bos
Uren lopend door bossen met vogels in mijn oren en mijn ogen overal. Verwonderd door reuzen die daar maar staan te zijn. Struikelend over takken en vast in de bramen. Vlinders, geritsel en een dassenhol, dennengeur en de lucht van humus. Zuurstof. Veren en braakballen, een verlaten nestje: overal sporen. Uren van geluk.
Altijd buiten
Veel gezien en toch het meeste nog gemist.
Van alles meegenomen maar nog veel meer laten liggen.
Sporen gevolgd en ook een paar achtergelaten.
Fred Geven
Fahee North, County Clare, Ireland
En de kronkelende weg, de gestapelde stenen, de lucht helder blauw. Eenzame boompjes, krom. Verweerde palen met draden naar onzichtbare huizen. Geen zuchtje wind, de stilte volmaakt, vrede, verleden. Een wit papier. En ik teken de weg, maak met vegen de lucht, trek een lijn op de plaats van de horizon. Ik plooi de heuvels en stapel de stenen, trek draden en luister.
Fred Geven
Tullywee bridge
Past the bend in the road, just in the small woodlands,
there was a bridge.
I saw the strong river flowing underneath.
It seemed to call to me: ‘Follow my stream’.
Sensing this freedom I stood, hesitating.
Then the road took me further.
There were many bends in the road and rivers to cross,
more woods that held me for a while.
On and on I went, following the road and dreaming of the river,
of the bridge linking the head and the heart.
Fred Geven
Langs het water
Vergeten oevers met varens en bomen, gefluister van loof. Modder en padden en muggen. Tapijt van bloemen en muren van riet, de roep van een ral. Ruigte, nat weiland, een snip, verborgen eierschalen, een eend en vlakbij een reiger. Vergeten oevers vol vragen en dromen, ik ben verdoofd door vlagen van watermunt, bloeiende gagel. Alle tijd en gelukkig om hier nu te dwalen. Weer wie ik was met de vogels , de bomen,de grond en het water, de lucht en geen ander. De kleine rivier en de wilgen die kraken. Gedachten gewist en mijn zorgen verdwenen, geruis van de bomen. Geen spijt en geen morgen, een kind in een tuin. De ogen gesloten , de handen gevouwen, de haren gekamd. De varens en bomen, de oevers vergeten.
Fred Geven